Zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord - persoonsvorm - onderwerp - gezegde

Groep: Groep 5/6
Vakgebied: Taal
Labels: Taal zinsontleding + woordsoorten
Datum: 01-04-'22
< Terug naar overzicht
Vakgebied: Taal
Labels: Taal zinsontleding + woordsoorten
Datum: 01-04-'22
< Terug naar overzicht
Vragen:
1. Zelfstandig naamwoord: De dokter verzorgde de vuile wond.antwoord (optioneel): dokter, wond;dokter wond;dokter,wond;dokter-wond;dokter. wond
2. Zelfstandig naamwoord: De stenen vielen van de hoge stapel.
antwoord (optioneel): stenen, stapel ;stenen, stapel;stenen,stapel;stenen stapel
3. Zelfstandig naamwoord: De ooievaar vangt een vis uit de vijver.
antwoord (optioneel): ooievaar, vis, de vijver;ooievaar, vis, vijver;ooievaar ,vis ,vijver;ooievaar,vis vijver;ooievaar, vijver, vis;ooievaar, vis;ooievaar,vis;ooievaar,vis,vijver
4. Zelfstandig naamwoord: Mijn vader koopt een knapperig brood.
antwoord (optioneel): vader, brood
5. Zelfstandig naamwoord: De vlinders vliegen van de blaadjes naar de bloemen.
antwoord (optioneel): vlinders, blaadjes, bloemen;vlinder, blaadjes, bloemen;vlinder, blaadtjes, bloemen;vlinders, blaadje, bloemen;vlinder, blaatjes, bloemen;vlinders, blaatjes, bloemen;vlinder, bloemen blaadjes;vlinders, blaadtjes, bloemen;vlinders, bloemen, blaadjes;vlinders,blaadjes bloemen;vliders,blaatjs,bloemen
6. Bijvoeglijk naamwoord: In mijn jas zit een grote scheur.
antwoord (optioneel): grote;groote
7. Bijvoeglijk naamwoord: We maken een wandeling door een donker bos.
antwoord (optioneel): donker
8. Bijvoeglijk naamwoord: We hebben een nieuw drankje bedacht.
antwoord (optioneel): nieuw
9. Bijvoeglijk naamwoord: Onder de trap zit een geheime deur.
antwoord (optioneel): geheime
10. Bijvoeglijk naamwoord: Jack houdt van pizza met gesmolten kaas.
antwoord (optioneel): gesmolten;gesmolden
11. Persoonsvorm: Robin las Frans een verhaaltje voor.
antwoord (optioneel): las
12. Persoonsvorm: De hond eet zijn brokjes op.
antwoord (optioneel): eet
13. Persoonsvorm: Mijn vader neemt de computer mee.
antwoord (optioneel): neemt
14. Persoonsvorm: Op de verpakking staat een datum.
antwoord (optioneel): staat
15. Persoonsvorm: De kaars staat op een houten tafel.
antwoord (optioneel): staat
16. Onderwerp: Mijn moeder maakt een pan met soep klaar.
antwoord (optioneel): Mijn moeder;mijn moeder;mijn, moeder;mijn,moeder
17. Onderwerp: Sven draagt zijn nieuwe bril.
antwoord (optioneel): Sven;Seven;sven
18. Onderwerp: Het boek geeft informatie.
antwoord (optioneel): Het boek;het boek;Het, boek
19. Onderwerp: Kees gaf Ahmed een koekje.
antwoord (optioneel): Kees;kees
20. Onderwerp: De beker staat in de kast.
antwoord (optioneel): De beker;de beker;debaker
21. Gezegde: De meester liet de kinderen een nieuwe knutselopdracht zien.
antwoord (optioneel): liet, zien;liet , zien;liet,zien;liet zien;lit zien
22. Gezegde: Hij heeft zijn bord leeg gegeten.
antwoord (optioneel): heeft, gegeten;heeft gegeten;heeft,gegetenen
23. Gezegde: Stefanie is haar oorbel verloren.
antwoord (optioneel): is, verloren;is,verloren
24. Gezegde: Hij is heel goed in voetballen.
antwoord (optioneel): is, voetballen;is, voetballen,;is, voetballen.;voetballen,is;is voetballen
25. Gezegde: Op het strand wordt naar schelpen gezocht.
antwoord (optioneel): wordt, gezocht;word, gezocht;wordt, gezocht.;wordt ,gezocht;wordt, gezocht,;word, gezogd;wordt. gezocht