Woordsoorten
Vragen:
1. Wat is het znw: De kleine jongen moppert veel.antwoord (optioneel): jongen;b3njqm
2. Wat is het bnw: Het lieve hondje kwispelt blij.
antwoord (optioneel): lieve
3. Wat is het pvnw: Hij maait het groene gras van zijn vader.
antwoord (optioneel): hij;Hij
4. Wat is het vz: De mooie plant staat op het kleine tafeltje.
antwoord (optioneel): op
5. Wat is het hww: Lars heeft de mooie prijs gewonnen.
antwoord (optioneel): heeft