Woordsoorten znw, bijv nw, ww, lw en vz
Vragen:
1. Eindelijk is de herfst begonnen. Wat is het lidwoord?antwoord (optioneel): de
2. In de herfstvakantie ga ik logeren. Wat is het voorzetsel?
antwoord (optioneel): in; In
3. Ik ga ook naar de bioscoop met mijn lieve oma. Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
antwoord (optioneel): lieve
4. Ik bak ook graag koekjes in de vakantie! Wat is het werkwoord?
antwoord (optioneel): bak
5. Als we gaan wandelen, zie ik al veel blaadjes die gevallen zijn. Wat is het zelfstandig naamwoord?
antwoord (optioneel): blaadjes
6. De vakantie vliegt altijd voorbij. Wat is het werkwoord?
antwoord (optioneel): vliegt
7. Nu het donker wordt, doen we ook gezellige kaarsjes aan. Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
antwoord (optioneel): gezellige
8. Een lekker dikke pyjama is fijn in bed! Wat is het lidwoord?
antwoord (optioneel): Een; een
9. Gelukkig hebben we geen regen in de klas. Wat is het voorzetsel?
antwoord (optioneel): in
10. We zijn weer bijna klaar met deze opdracht! Wat is het zelfstandig naamwoord?
antwoord (optioneel): opdracht