Werkwoordspelling VT
Vragen:
1. Toen _____________ Ron naar Amerika (reizen)antwoord (optioneel): reisde
2. Gisteren _____________ je mooie oorbellen. (dragen)
antwoord (optioneel): droeg
3. Yvonne _____________ vorig jaar dat zij de vakantie zou regelen. (beloven)
antwoord (optioneel): beloofde
4. Vroeger _____________ jij vaak oude spullen naar het buitenland. (versturen)
antwoord (optioneel): verstuurde
5. Vroeger _____________ jij de dieren op de kinderboerderij. (filmen)
antwoord (optioneel): filmde
6. Ik _____________ dat hij gisteren erg onaardig deed. (vinden)
antwoord (optioneel): vond
7. Freddy _____________ gisteren een vieze lucht. (ruiken)
antwoord (optioneel): rook
8. Mark en Daan _____________ afgelopen zaterdag een tent in de kamer. (bouwen)
antwoord (optioneel): bouwden
9. _____________ jij de tafels in groep 4? (leren)
antwoord (optioneel): leerde; Leerde
10. Mijn ouders _____________ vorige week mijn fiets blauw. (spuiten)
antwoord (optioneel): spoten