Werkwoordspelling - Raak 1

---

---

Vragen:

1. Denk maar goed na, dan vin____ je het antwoord wel.
antwoord (optioneel): vind

2. Als er veel hout aanspoel____, bouwen we op het strand een hut.
antwoord (optioneel): aanspoelt

3. Je kon door het hele huis ruiken, dat de aardappels aanbran____en.
antwoord (optioneel): aanbrandden

4. Onze hond werd door de oude dame vriendelijk geaai___.
antwoord (optioneel): geaaid

5. Wat ruik ik, kan het zijn dat het vlees aanbran____?
antwoord (optioneel): aanbrandt

6. Weet jij wat dat woord beteken__?
antwoord (optioneel): betekent

7. Het was zo vochtig in huis, dat de schimmel alles aantas____e.
antwoord (optioneel): aantastte

8. Vader had mijn huiswerk drie maal overhoor___ .
antwoord (optioneel): overhoord

9. Frans behoort niet tot de verplich___e vakken op onze school.
antwoord (optioneel): verplichte

10. Men beschuldigde de medewerkster ervan, dat ze sieraden uit de winkel ontvreem____e.
antwoord (optioneel): ontvreemdde

11. Het intelligente meisje had al gauw de andere leerlingen overvleugel___.
antwoord (optioneel): overvleugeld

12. De kachel bran___ lekker.
antwoord (optioneel): brandt

13. Je kunt de dikke soep smakelijk maken, als je ze wat verdun___.
antwoord (optioneel): verdunt

14. Vroeger slach____en de boeren in november een varken.
antwoord (optioneel): slachtten

15. Vader von___ het beter, dat we thuis bleven.
antwoord (optioneel): vond

16. Als je je aanwen____ ’s avonds je tas te pakken, vergeet je geen boeken.
antwoord (optioneel): aanwent

17. We plaatsten wel drie advertenties, maar niemand mel____e zich.
antwoord (optioneel): meldde

18. De aangebran____e doperwten zijn niet meer te eten.
antwoord (optioneel): aangebrande

19. Het bevreem____e me, dat je de uitnodiging voor het feest niet hebt aangenomen.
antwoord (optioneel): bevreemdde

20. Wil ik hem eens uitleggen, wat je bedoel____?
antwoord (optioneel): bedoelt

---

Speel een proefles met deze les!