Tegenwoordige tijd werkwoorden
Vragen:
1. (Krijgen) Hij ... vandaag een nieuwe fiets.antwoord (optioneel): krijgt
2. (roeien) Op een warme zomerdag ... jullie het hele meer over.
antwoord (optioneel): roeien
3. (vinden) ... jij het ook een lastige som?
antwoord (optioneel): Vind
4. (vinden) U ... het een onaangename plek.
antwoord (optioneel): vindt
5. (Kiezen) Overmorgen ... wij een nieuwe teamgenoot voor ons voetbalteam.
antwoord (optioneel): kiezen
6. (hebben) De nieuwe band ... een nieuw nummer uitgebracht.
antwoord (optioneel): heeft
7. (zijn) Ik ... al drie weken ziek.
antwoord (optioneel): ben
8. (liggen) De mandarijnen ... al drie dagen te rotten.
antwoord (optioneel): liggen
9. (zijn) Mijn oude oma ... vandaag 99 geworden.
antwoord (optioneel): is
10. (huilen) `s Nachts ... de eenzame wolf.
antwoord (optioneel): huilt
11. (weten) ... ik het antwoord?
antwoord (optioneel): Weet
12. (kennen) ... jij mijn nieuwe vrienden al?
antwoord (optioneel): Ken
13. (vullen) IN de supermarkt ... mijn dochter de producten bij.
antwoord (optioneel): vult
14. (hebben) Zij alleen ... het gedaan.
antwoord (optioneel): heeft
15. (gaan) Jij ... nu al voor de derde keer.
antwoord (optioneel): gaat