Taal actief themawoorden thema 3
Groep: Groep 5/6
Vakgebied: Taal
Labels: Taal Actief - Themawoorden thema 3 - Les 1, 6, 11
Datum: 30-11-'23
< Terug naar overzicht
Vakgebied: Taal
Labels: Taal Actief - Themawoorden thema 3 - Les 1, 6, 11
Datum: 30-11-'23
< Terug naar overzicht
Vragen:
1. Heel erg goedkoopantwoord (optioneel): Spotgoedkoop ; spotgoedkoop;spot goedkoop;spotgoetkoop;spot goedkop;sportgoedkoop
2. Het is te betalen, het is niet zo duur.
antwoord (optioneel): Betaalbaar ; betaalbaar;betaalbaar;betaal baar
3. Heel erg duur.
antwoord (optioneel): Peperduur ; peperduur;peperduur;peperduutr;peper duur;peeper duur
4. Erg leuk en modern
antwoord (optioneel): Hip ; hip;hip;modejeus
5. Heel mooi, enig.
antwoord (optioneel): Beeldig ; beeldig
6. Hoge, lacherige geluiden maken
antwoord (optioneel): Kirren ; kirren
7. Vanwege, dat is de reden. Hij kreeg een boete op grond van het rijden door rood.
antwoord (optioneel): Op grond van ; op grond van ;op grond van;op gront van;grond van
8. Lukken.
antwoord (optioneel): Slagen ; slagen;slagen;slagten
9. Als iets erbij hoort. Ik heb drie pennen, waaronder een rode.
antwoord (optioneel): Waaronder ; waaronder;waaronder;waaronder een
10. In de war en zenuwachtig zijn, omdat er iets vervelends is gebeurd.
antwoord (optioneel): Overstuur ; overstuur;overstuur;over stuur;verstuur
11. Vinden dat iemand ergens niet zo goed in is.
antwoord (optioneel): Geen hoge pet van iemand op hebben ; geen hoge pet van iemand op hebben
12. Aardig tegen iemand doen, omdat je iets van hem wilt.
antwoord (optioneel): Iemand stroop om de mond smeren ; iemand stroop om de mond smeren
13. Het valt te veel op.
antwoord (optioneel): Opzichtig ; opzichtig
14. Het valt niet op
antwoord (optioneel): Onopvallend ; onopvallend
15. Een korte broek met pijpen tot je knie.
antwoord (optioneel): Bermuda ; bermuda
16. Een trui zonder mouwen en zonder kraag
antwoord (optioneel): Spencer ; spencer
17. Een feestje of plechtige gebeurtenis
antwoord (optioneel): Gelegenheid ; gelegenheid
18. Doen wat anderen doen
antwoord (optioneel): Meelopen ; meelopen
19. De handel. Iedereen die spullen koopt en verkoopt
antwoord (optioneel): Commercie ; commercie
20. Ergens niet in meegaan, maar juist je eigen weg kiezen.
antwoord (optioneel): Zich afzetten tegen ; zich afzetten tegen
21. Als iets niet nieuw is, maar eerst van iemand anders is geweest, noem je het tweedehands.
antwoord (optioneel): Tweedehands ; tweedehands
22. Volgens de nieuwste mode
antwoord (optioneel): Modieus ; modieus
23. Iemand die voor jou een voorbeeld is. Zo wil jij ook zijn
antwoord (optioneel): Rolmodel ; rolmodel
24. Iemand iets vertellen wat niet waar is.
antwoord (optioneel): Iemand iets op de mouw spelden ; iemand iets op de mouw spelden
25. Iemand die nieuwe mode bedenkt, zoals kleding of schoenen.
antwoord (optioneel): Modeontwerper ; modeontwerper
26. Iets wat heel even in de mode is en dan ook weer vlug verdwijnt.
antwoord (optioneel): Modegril ; modegril
27. Aan de binnenkant. Je innerlijk is hoe je denkt en hoe je je voelt.
antwoord (optioneel): Innerlijk ; innerlijk
28. Aan de buitenkant. Je uiterlijk is hoe je eruitziet.
antwoord (optioneel): Uiterlijk ; uiterlijk
29. Veel voorkomen
antwoord (optioneel): Heersen ; heersen
30. Strak aantrekken. Bijvoorbeeld met de touwtjes aan de achterkant van een korset.
antwoord (optioneel): Insnoeren ; insnoeren
31. Van mening veranderen
antwoord (optioneel): Overstag gaan ; overstag gaan
32. De manier waarop iemand zich gedraagt of kleed
antwoord (optioneel): Stijl ; stijl
33. Kleding uit de jaren zestig komt uit de jaren tussen 1960 en 1970.
antwoord (optioneel): De jaren zestig ; de jaren zestig
34. Sierlijk
antwoord (optioneel): Zwierig ; zwierig
35. Wanneer het erbij hoort. bijvoorbeeld een spijkerbroek met een bijbehorende riem.
antwoord (optioneel): Bijbehorend ; bijbehorend
36. Oud, strak dameskledingstuk om het lichaam in model te houden.
antwoord (optioneel): Korset ; korset