HomeLes volgenGelijk testen!LessenbibliotheekInloggen/RegistrerenContact

Staal Spelling Blok 2 `Ontleden` Groep 7 en 8


Groep: Groep 7/8
Vakgebied: Spelling
Labels: Staal Spelling Blok 2 `ontleden` groep 7 en 8
Datum: 14-11-'24

< Terug naar overzicht

Vragen:

1. Als je een zin vragend maakt, welk woord staat dan vaak vooraan?
antwoord (optioneel): Wie het doet~||~Een lidwoord~||~De persoonsvorm~||~Het onderwerp~||~3

2. Wat vraag je je af, als je op zoek bent naar het `onderwerp`? Welke antwoorden zijn goed?
antwoord (optioneel): Wie doet het?~||~Wat wordt gedaan?~||~Waar wordt het gedaan?~||~Wat doet het?~||~4;Wie doet het?;Wat doet het?

3. Ik heb gefietst... Als `gefietst` het voltooid deelwoord is, hoe benoem je dan het woord `heb` hier?
antwoord (optioneel): Het hulpwerkwoord; HWW;hulpwerkwoord;hulpww;hulp werkwoordt;hulpwerkwoordt;hww;hulp werkwoord;hulp ww

4. Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin: Ik ben met mijn vriend op de kermis geweest.
antwoord (optioneel): Ik;ik;IK

5. Wat wordt door het onderwerp in deze zin gegoocheld? Hij goochelt een konijn uit zijn hoge hoed.
antwoord (optioneel): Een konijn;een konijn;eenkonijn

6. Hoe benoem je het antwoord uit de vorige zin? (een konijn)
antwoord (optioneel): Het onderwerp~||~De persoonsvorm~||~Het lijdend voorwerp~||~Het gezegde~||~2;Het lijdend voorwerp

7. Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in deze zin: Ik had mijn hoofd niet bij zijn verhaal.
antwoord (optioneel): mijn zijn;mijn,zijn;mijn en zijn;zijn en mijn;zijn mijn;zijmijn

8. Wat is het onderwerp in deze zin: Het zusje van Jelte werd gisteren door meester thuisgebracht.
antwoord (optioneel): Het zusje van Jelte;het zusje van Jelte;het zusje van jelte;het suzje van Jelte

9. Waar moet de dubbele punt in deze zin: Nienke, zei moeder, ga jij ons nieuwe konijntje eten geven?
antwoord (optioneel): Nergens; -;nergens;nergends;niet;NIET!

10. Welke (of hoeveel)voegwoorden kun je uit deze slang halen? omdatzoalskasthoewelmaarflipperenofterwijltoenkegel
antwoord (optioneel): omdat zoals hoewel maar en of terwijl toen; 8;8



Speel een proefles met deze les!


Een moment geduld...
Als respons van de website uit blijft,
neem dan contact met ons op.

Contact Sluiten