Spelling/Grammatica Groep 5

Vragen:
1. In welke tijd staat deze zin? De nieuwe juf liep naar de deur.antwoord (optioneel): vt~||~tt~||~~||~~||~1
2. Wat is de persoonsvorm in de zin? De kinderen maakten de schrijfles in hun schrift.
antwoord (optioneel): maakten;Maakten;maakte
3. Wat is het lidwoord in de zin? Ga jij morgen ook naar het strand in Zandvoort.
antwoord (optioneel): ook~||~naar~||~het~||~in~||~3
4. Wat is het onderwerp in de zin? Femke liep gezellig naast haar vriendinnetje.
antwoord (optioneel): Femke;femke;FEMKE;Femmke
5. Wat is het zelfstandige naamwoord in de zin? Ik luister graag naar klassieke muziek
antwoord (optioneel): muziek~||~klassieke~||~~||~~||~1
6. Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin? Ik luister graag naar klassieke muziek.
antwoord (optioneel): klassieke~||~muziek~||~~||~~||~1
7. Staat het onderwerp in het enkelvoud of het meervoud? De snelle auto`s reden naar het parkeerterrein.
antwoord (optioneel): enkelvoud~||~meervoud~||~~||~~||~2
8. In welke tijd staat de zin? De stoere jongens stonden op het dunne ijs.
antwoord (optioneel): tt~||~vt~||~~||~~||~2
9. Wat is/zijn het/de bijvoeglijke naamwoorden in de zin? De stoere jongens stonden op het dunne ijs.
antwoord (optioneel): jongens~||~stoere~||~dunne~||~stoere en dunne~||~4
10. In welke tijd staat de zin? Wij hebben morgen een vrije dag!
antwoord (optioneel): vt~||~tt~||~~||~~||~2
11. Wat is de persoonsvorm in de zin? Schrijven de kinderen altijd netjes in hun werkboek?
antwoord (optioneel): Schrijven;schrijven;Schrijfen;schrijfen;SCHRIJVEN;Schijven;SCHRIJFEN;SHRIJFEN
12. Wat is het lidwoord in de zin? Vogels vliegen zomers naar het noorden.
antwoord (optioneel): het;Het;HET;hheett
13. Wat is het onderwerp van de zin? In de voorjaarsvakantie gaan de mensen soms op wintersport.
antwoord (optioneel): de mensen;DE Mensen;de MENSEN;DE MENSEN;de mensenn
14. Wat is het zelfstandige naamwoord in de zin? De liefste kinderen wonen in Nibbixwoud.
antwoord (optioneel): kinderen;De kinderen;de kinderen;de kinderren
15. Staat het onderwerp in het enkelvoud of meervoud? De politieagent schreef gisteren veel bonnen.
antwoord (optioneel): enkelvoud~||~meervoud~||~~||~~||~1
16. Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden? lotte bakker liep liep over een plein in hoorn.
antwoord (optioneel): Lotte~||~Bakker~||~Lotte, Bakker~||~Lotte, Bakker, Hoorn~||~4
17. Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden? een lieve mevrouw schreef jeroen uit duitsland een brief
antwoord (optioneel): een, jeroen~||~duitsland, een~||~een, jeroen, duitsland~||~jeroen~||~3
18. In welke tijd staat de zin? Het lieve meisje lacht om de leuke grap.
antwoord (optioneel): tt~||~vt~||~~||~~||~1
19. Wat is de persoonsvorm in de zin? Wat ga jij doen in de vakantie?
antwoord (optioneel): ga;Ga;g a;gs
20. Wat is het onderwerp in de zin? Deze vraag is de laatste opdracht van de les.
antwoord (optioneel): Deze vraag;deze vraag