grammatica 5/6
Vragen:
1. wat is de onderwerp van deze zin? Lars roept:¨het is heel koud in de klas !¨antwoord (optioneel): Lars
2. wat is de voorzetsel? Ik ga op reis met mijn vader en we gaan naar Frankrijk
antwoord (optioneel): met;op;op met;op naar met;op naar en met;op met naar;op,naar en met;op en naar en met
3. wat is de bijvoeglijk naamwoord? Ik heb een houten bureau in mijn kamer.
antwoord (optioneel): houten;n
4. Wat is de zelfstandig naamwoord? De robot rende heel snel.
antwoord (optioneel): robot;o
5. wat is een lidwoord ?
antwoord (optioneel): een;het;de ;het een de
6.
7.
8.
9.