Frans : Het werkwoord être (volledig) en het werkwoord avoir (enkelvoud)

---

---

Vragen:

1. Vertaal : jij bent
antwoord (optioneel): tu es;Tu es

2. Vertaal : wij zijn
antwoord (optioneel): nous sommes;Nous sommes

3. Vertaal : het is
antwoord (optioneel): c`est;C`est

4. Vertaal : zij is
antwoord (optioneel): elle est;Elle est

5. Vertaal : zij zijn (vrouwelijk)
antwoord (optioneel): elles sont;Elles sont

6. Vertaal : ik ben
antwoord (optioneel): je suis;Je suis

7. Vertaal : zij zijn (mannelijk)
antwoord (optioneel): ils sont;Ils sont

8. Vertaal : hij is
antwoord (optioneel): il est;Il est

9. Vertaal : het zijn
antwoord (optioneel): ce sont;Ce sont

10. Vertaal : zijn
antwoord (optioneel): être

11. Vertaal : jullie zijn
antwoord (optioneel): vous êtes;Vous êtes

12. Vertaal : hij heeft
antwoord (optioneel): il a

13. Vertaal : ik heb
antwoord (optioneel): j`ai

14. Vertaal : hebben
antwoord (optioneel): avoir

15. Vertaal : zij heeft
antwoord (optioneel): elle a

16. Vertaal : jij hebt
antwoord (optioneel): tu as

---

Speel een proefles met deze les!